“Er is niets nobels aan superieur zijn aan je medemens, ware edelmoedigheid ligt in superieur zijn aan je vroegere zelf” (Ernest Hemingway)

Karakter (of misschien ‘eer’) is een eigenschap die de meesten hen graag toegedicht zouden zien, maar toch zijn de normen voor het bereiken ervan in onze moderne tijd enigszins vaag geworden. Het is zeker geen woord dat zoveel gebruikt wordt als het ooit was.

De cultuurhistoricus Warren Susman heeft een studie verricht naar de opkomst en ondergang van het begrip “karakter”, waarbij hij de prevalentie ervan in de literatuur en in de in verschillende tijdperken populaire gidsen voor zelfverbetering heeft nagegaan. Hij ontdekte dat het gebruik van het begrip ‘karakter’ in de 17e eeuw op gang kwam en in de 19e eeuw een hoogtepunt bereikte – “er werd gesproken over mensen met een sterk of zwak karakter, een goed of slecht karakter, veel karakter of helemaal geen karakter.

Jonge mensen werden vermaand om een echt karakter te ontwikkelen, een hoog karakter en een nobel karakter, en ze kregen te horen dat karakter het meest onbetaalbare was dat ze ooit konden bereiken”. Met het begin van de 20ste eeuw, echter, vond Susman dat het ideaal van karakter begon te worden vervangen door het concept van “persoonlijkheid”.

Susman suggereerde dat ideeën over wat het “zelf” vormde begonnen te veranderen – “de visie van zelfopoffering begon plaats te maken voor die van zelfrealisatie. Er was een fascinatie voor de eigenaardigheden van ‘het zelf’ – in een cultuur van karakter werd goed gedrag geacht voort te komen uit een nobel hart en een nobele geest; met deze verschuiving werd wat waargenomen kon worden, belangrijker dan innerlijke intentie”.

Hij concludeert dat de woorden die in de 19e eeuw het meest met karakter in verband werden gebracht, waren: “burgerschap, plicht, democratie, werk, bouwen, gouden daden, buitenleven, verovering, eer, reputatie, zeden, manieren, integriteit en bovenal mannelijkheid”. De woorden die in de 20e eeuw het meest met persoonlijkheid gerelateerd werden, waren “fascinerend, verbluffend, aantrekkelijk, magnetisch, gloedvol, meesterlijk, creatief, dominant en krachtig”.

De etymologie van het woord “karakter” vindt haar oorsprong in het Griekse woord voor “gegraveerd teken” of “symbool of afdruk op de ziel”. Vroeger was een “teken” de afdruk van een stempel in was of klei – de handtekening van de kunstenaar of ambachtsman, waardoor het voorwerp dat van het stempel werd voorzien, een kenmerkende eigenheid kreeg. Het werd het zichtbare teken waardoor het zich onderscheidde van andere waarmee het anders zou kunnen worden verward. Is dit niet precies waar het bij karakter om gaat?
De som van de eigenschappen (gedachten, ideeën, motieven, bedoelingen, gedrag, beoordelingsvermogen en nog veel meer) die een persoon bepalen, zijn karakter vormen en kleuren. William Straton Bruce (1908) stelde voor: “Karakter is natuur en opvoeding die gecultiveerd en gedisciplineerd wordt, zodat de natuurlijke neigingen onder de heerschappij van het morele motief worden gebracht”.
In zijn boek (The Death of Character) spreekt James Davison Hunter over drie kwaliteiten van waarachtig karakter, als volgt:

  • Morele Discipline – zelfbeheersing over impulsen en verlangens, het uitoefenen van zelfbeheersing en het onderwerpen van het karakter aan de nodige training. Het gaat om het maken van keuzes op basis van wat juist is in plaats van toe te geven aan slinkse en zelfzuchtige verlangens.
  • Morele Gehechtheid – inborst, je aard, heeft een groter doel dan alleen het cultiveren van het “zelf”. Susman merkt op: “Het is in feite een groep eigenschappen die sociale betekenis en morele kwaliteit hebben”. Ralph Waldo Emerson suggereerde over ‘karakter’ in de 19e eeuw: “Morele orde door het medium van de individuele natuur” – karakter is altijd iets geweest dat groter was dan het zelf en omvatte het zelf als deel van de gemeenschap. Karakter betekent hier dus handelen en zelfs offers brengen voor het grotere goed van de eigen gemeenschap.
  • Morele autonomie – karakter kan zich niet ontwikkelen in een omgeving waarin ethische beslissingen aan het individu worden opgedrongen. Karakter is een product van oordeel, discretie en keuze – geboren uit de vrije wil van een mens. Een beslissing die onder dwang wordt genomen kan geen morele beslissing zijn en kan dus geen beslissing van karakter zijn.

Davison Hunter lanceert de volgende definitie: “Karakter, in klassieke zin, manifesteert zich als de autonomie om ethische beslissingen te nemen altijd in naam van het algemeen welzijn en de discipline om zich aan dat principe te houden.”

Albert Einstein formuleerde het zo: “Probeer niet een man van succes te worden, maar probeer een man van waarde te worden”.

Robert A Cook stelt voor: “Er is geen vervanging voor karakter. Kennis kun je kopen, maar karakter niet”.

Het ontwikkelen van een uitmuntend en onderscheidend karakter is een gedisciplineerd proces waarbij zeker begeleiding nodig. Bedrijfsleiders en politici maar ook media moeten zich bewust zijn van de grote morele verantwoordelijkheid die hier op het spel staat en een begin maken met de ontwikkeling van een intern moreel kompas dat het gedrag stuurt. Adel komt niet voort uit een titel, maar uit een standvastig, uitmuntend karakter.

Sharing is caring

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *